Ademhaling

Zuurstof opname uit de buitenlucht. De lucht met zuurstof komt door de longblaasjes via de luchtwegen binnen. De lucht bestaat voor 20% uit zuurstof, de rest is stikstof en een beetje kooldioxide. Bij een uitademing bevat de lucht nog 16% zuurstof.


Lucht komt binnen via de neus en/of mondholte. In de neus word de lucht ‘gekeurd’, verwarmd, gezuiverd en bevochtigd. Via de mond vindt dit niet (of in mindere mate) voor.


Inademing is actief en kan op twee manieren:

  1. Buikademhaling; bij ontspannen inademing trekken de spieren van het middenrif/diafragma samen. Hierdoor worden de longen naar beneden getrokken. De borstholte vergroot, er ontstaat onderdruk en lucht stroomt naar binnen.
  2. Borstademhaling; deze manier is vooral in gebruik als er extra lucht nodig is of bij inspanning. De spieren tussen de ribben en die van de hals trekken samen waardoor de ribbenkast omhoog komt. De borstholte vergroot en hierdoor ontstaat onderdruk, lucht stroomt naar binnen.


Uitademing is passief en mogelijk op de volgende manieren:

  • De longveer; longweefsel is elastisch. Door het ontspannen van de spieren zal het uitgerekte longweefsel terug willen keren naar zijn oorspronkelijke stand.
  • De intra-abdominale druk; de druk in de buikholte is tijdens het inademen toegenomen. Wanneer we het diafragma ontspannen, drukken de ingewanden dit weer omhoog.
  • Het terugveren van het ribkraakbeen; kraakbeen dat bij de inademing veranderd, veert weer terug. Dit gebeurt wanneer we de spieren ontspannen.



Frequentie van de ademhaling bij een volwassenen is in rust tussen de 12 en 20 keer. Bij kinderen ongeveer 25 keer. Normaal is 1 ademhaling per 4 polsslagen, bij inspanning veranderd dit.


In de spieren (myoglobine) zit een hoeveelheid zuurstof die, samen met de zuurstof in het bloed, genoeg is voor ongeveer 3 minuten.