Coördinatie

Samenwerking van verschillende spieren (prikkelings- en remmingsprocessen) voor het tot stand komen van een bepaalde beweging. Het neuromusculaire systeem is daarbij van essentieel belang. Het coördinatievermogen is gebaseerd op het vermogen van een sporter wiens fundamenten gebouwd zijn op de motorische coördinatieprincipes zoals;

  1. Ritmisch vermogen 
  2. Balanceer vermogen 
  3. Oriëntatie vermogen > tijd en ruimte 
  4. Koppelingsvermogen > vermogen tot combineren 
  5. Vermogen tot sturen > precisie van de beweging 


Kenmerken van een goede bewegingscoördinatie zijn volgens Kiphard. 

  • Precisie van bewegingen 
  • Vloeiende loop van bewegingen 
  • Elasticiteit van bewegingen (mobiliteit)
  • Regulatie van de spanning 
  • Isolatie van de bewegingen
  • Aanpassing van bewegingen 


Vermogen van coördinatie 

Het vermogen wordt bepaald door het samenspel tussen agonisten en antagonisten. Hiermee bedoelen we de spieren die aanspannen en gebruik worden en de spieren die ontspannen en je niet nodig hebt. 


Coordinatief vermogen is gebaseerd op het algemeen motorisch bewegen dat men op hele jonge leeftijd, met veelzijdige bewegingspatronen, aanleert. Het algemene motorisch bewegen komt voornamelijk uit; 

  • Motorisch leervermogen 
  • Motorisch stuurvermogen 
  • Motorisch aanpassings- en correctievermogen 


Er zijn gebieden waarop je, om een optimale ontwikkeling te bereiken, veel moet oefenen/trainen. Dit zijn:

  1. Ruimte- en oriëntatievermogen 

Hoe het lichaam in tijd en ruimte of materiaal ten opzicht van de sporter beweegt. Dit betekent in een training door hebben hoe de tijd verstrijkt in een werkset en hoe je de oefeningen technisch uitvoert. 


2. Kinesthetisch differentiatievermogen 

Het vermogen via gevoel en informatie van receptoren in spieren, pezen, banden of gewrichten het lichaam in laten spelen op externe factoren. 


3. Reactievermogen 

Het vermogen snel en doelmatig bewegingen uit te voeren op basis van signalen als gevoel, gezicht en gehoorvermogen. Denk aan het tempo bij de oefeningen, bijv. 31X1, waar gevraagd wordt maximaal explosief concentrisch te versnellen. 



4. Ritmisch vermogen 

Het lichaam moet een van buitenaf bepaald ritme oppakken, motorisch verwerken en koppelen aan een sportieve beweging. Dit is het uitvoeren van een tempo gestuurde squat/kniebuig-oefening (bijv. in 31X1). 


5. Balanseer vermogen 

Het vermogen het lichaam in evenwicht te houden en dit na beweging te herstellen. Een oefening als een split squat of lunges zijn hier voorbeelden van. 


6. Motorische differentiatievermogen 

Het vermogen subtiele bewegingen af te stemmen op afzonderlijke lichaamsbewegingen. Denk hierbij het uitvoeren een technisch lastige oefening als een deadlift. Hier gaat het op nauwkeurigheid en harmonie van veel verschillende gewrichten en spieren. 


7. Koppelingsvermogen 

Het vermogen uit afzonderlijke bewegingen een keten te vormen die als vloeiend bewegingsprogramma zichtbaar wordt. Kijk naar de opbouw van onze trainingen, zowel in de PT of GPT. Deze worden als keten opgebouwd en we vragen technisch een correcte uitvoering, vloeiend maken van het bewegingsprogramma. 


8. Schakelvermogen 

Het vermogen bij situatieverandering de bewegingen aan te passen aan de nieuwe omstandigheden.